Wonen

Doel

De leerlingen leren iets te vertellen over hoe mensen wonen. De leerlingen oefenen de desbetreffende woorden apart en in eenvoudige zinnen.

Woordenschat

(uitbreiden/selecteren naar keuze)

das Haus, die Wohnung, das Hochhaus, das Schloss, die Tür, das Wohnzimmer, das Schlafzimmer, das Badezimmer (das Bad), der Garten, der Flur, das Bett, die Couch (das Sofa), der Fernseher, der Stuhl, der Tisch, der Schrank, der Sessel

Materiaal

Werkbladen ISL Collective

Overzicht activiteiten

Act. Wat? Waar?
1 Namen van kamers Werkblad
2 Namen van kamers (uitgebreid) Werkblad
3 Namen van kamers (Waar is het monster?) Werkblad
1 Namen van meubels Werkblad
2 Namen van meubels (uitgebreid) Werkblad
4 Namen van meubels/bijv. naamwoorden Werkblad
4 Bijv. naamwoorden wonen Werkblad
3 Recapitulatie Werkblad
5 Waar woon je? Werkblad
6 Mijn huis Werkblad
6 Im Kinderzimmer Werkblad
6 So wohne ich Werkblad
7 Das ist mein Zimmer Werkblad
8 Wat staat waar? (de leerlingen schrijven de namen van de meubels op een A4tje) Werkblad

Taken

1 Opfrissen woordenschat. Alles durcheinander.Leerlingen scrhijven de meubels op een plattegrond van woonkamer waar alles op de verkeerde plaats staat. Hoe gekker, hoe beter (de stoel aan het plafond e.d.
2 Uitbreiding van de de taak ziemlich beste Freunde met de woonsituatie
3 Leerlingen ‘beschrijven’ hun ideale eigen kamer. Waar ligt de kamer (dorp, stad, berg, e.d.), wat staat er allemaal in.